Wednesday, June 17, 2009

Merkelnomics

Officieel is de Duitse regering aanhanger van een orthodox neoliberaal economisch beleid. De praktijk is anders. Dat blijkt nog het duidelijkst uit de Duitse staatssteun aan Opel en het heeft alles te maken met de naderende verkiezingen. Die bepalen Merkels economisch beleid.

Het officiële neoliberalisme van de regering is een soort antibeleid: anti-inflatie, antistimulus, antischulden en antistaatsinterventies. In de huidige recessie, de zwaarste sinds de jaren dertig, blijkt dat het een antibeleid is in woorden, niet in daden.

De feiten spreken duidelijke taal. De wankelmoedige houding rond de nationalisering van de Hypo Real Estate bank, de slalom bij de bankgaranties, de keuze voor het oprichten van een bad bank en de redding van Opel: ze maken duidelijk dat er in de praktijk niet zo veel van het antibeleid terecht is gekomen. Het is Opelnomics in plaats van neoliberaal economisch beleid.

De verklaring ligt voor de hand: de naderende verkiezingen in Duitsland. De Europese verkiezingen vorige week waren slechts de opmaat voor het echte feest als de Duitsers op 27 september een nieuw nationaal parlement kiezen. Bondskanselier Angela Merkel (CDU) neemt het op tegen haar minister van Buitenlandse Zaken, SPD’er Frank-Walter Steinmeier. Duidelijker dan ooit tevoren prevaleert politiek boven economie. De verkiezingen bepalen het economisch beleid.

De beste illustratie daarvan is het optreden van de Duitse regering rond Opel en sinds kort ook Arcandor. Onder de druk van het dreigende faillissement van het Amerikaanse moederbedrijf General Motors (GM) zag de Duitse regering voor Opel geen andere oplossing dan een overbruggingskrediet van 1,5 miljard euro. Merkel was eerst tegen overheidssteun, maar toen Steinmeier de redding van Opel tot nationale urgentie en dus een verkiezingsthema maakte, veranderde de kanselier van gedachten.

Opel werd vervolgens overgenomen door de Canadese auto-onderdelenfabrikant Magna International en de Russische Sberbank. Het consortium neemt een belang van 55 procent, GM houdt 35 procent, de overige 10 procent van de aandelen gaat naar de werknemers van de autobouwer.

Economisch gezien zijn zulke reddingsacties meestal niet verstandig. Staatsinterventies blijken de markt toch vaak te verstoren. Slecht management wordt door overheidssteun beloond, terwijl succesvolle bedrijven worden afgestraft voor goed beleid. Zij krijgen te maken met oneerlijke concurrentie.

Zulke reddingsacties blijven dus riskant. De neergang van slecht bestuurde bedrijven is ook door staatsinterventies niet te voorkomen. Het geld dat de overheid in die bedrijven stopt, komt vaak niet meer terug. Dat geldt wellicht ook voor de redding van Opel.

De onderhandelingen tussen Opel, GM en Magna duren nog voort. Ondertussen is de Duitse regering chantabel geworden omdat ze al 1,5 miljard euro ter beschikking heeft gesteld, zonder garantie op succes. Critici beweren zelfs dat de staat met zulke politieke getinte arrangementen meer risico’s loopt en duurder uit is dan met een rechtstreeks faillissement.

Duitse bondskanseliers die zich als grote redder laten bewieroken, is geen onbekend fenomeen. In 1999 redde Gerhard Schröder bouwbedrijf Holzmann. De prijs voor de tv-beelden van dankbare bouwvakkers die hun kanselier toejuichten was hoog. Ruim twee jaar later was het bedrijf alsnog failliet.

Merkel kent deze geschiedenis, maar zij besloot Opel toch te redden. Het beeld van de redder van de armen verkoopt nou eenmaal goed. De Europese verkiezingen stonden voor de deur en de grote tegenstander, de SPD, probeerde zich als redder van de arbeidersklasse te profileren.

Inmiddels houden meer Duitse bedrijven hun hand op voor staatsteun. Scheepswerf Wadan heeft afgelopen week faillissement aangevraagd, Porsche rommelt nog steeds met betalingsproblemen en moederbedrijf Arcandor van de grote warenhuisketen Karstadt kan zijn huur niet meer betalen.

Maar hun kans op een Opel-achtige redding is verkeken. De autobouwer kreeg de steun vóór de Europese verkiezingen, alle andere bedrijven kwamen erna. Het Duitse kabinet vindt staatsteun nu alleen nog bespreekbaar als bedrijven een levensvatbaar plan voor de toekomst op tafel kunnen leggen. “We moeten voorzichtig zijn met belastinggeld”, aldus Angela Merkel vorige week. Bedrijven die al wankelden voordat van de kredietcrisis sprake was, kunnen staatsteun nu vergeten.

Deze verandering van gedachten houdt direct verband met de uitslag van de Europese verkiezingen. De SPD leed een dramatische nederlaag, de CDU bleef met afstand de grootste partij. De liberale koers van de christendemocraten slaat veel beter aan bij de Duitsers dan vaak wordt gedacht.

Merkelnomics in plaats van Opelnomics. Het blijft afwachten of Merkel ondanks de stijgende werkloosheid aan dit economisch beleid kan vasthouden en de woorden Ronald Reagan volgt. Die zei ooit: “The nine most terrifying words in the English language are, ‘I’m from the government and I’m here to help’.”